Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gelijk een, [35]die zich veinst te razen, die [36]vuursprankelen, pijlen en [37]dodelijke dingen werpt; 35. Dat is, zich houdt of hij onzinnig of slecht ware. Gelijk onder zulk deksel niemand zich kan ontschuldigen als hij iemand leed gedaan heeft, alzo is die niet te ontschuldigen, die onder het deksel van jokken en spelen zijnen naaste beschadigt. Anders: die zich veinst amechtig te zijn. 36. Of, vuurfakkelen, of vlammen. Anders: boeien, banden, of strikken, waarmede iemand, voornamelijk aan zijne handen, vastgemaakt wordt. 37. Hebreeuws, dood; dat is die den dood iemand kunnen aanbrengen.